een II
  1. , in dagbepaling

    Een dingsdag een week

    zo'n ratel werd namelijk tijdens plechtigheden op Goede Vrijdag gebruikt

    De nuchtern kalver brachten een vrijdag weinig op

    rommelt, onweert

    Wanneer gaoj uut? 'n Zaoterdag

    tamelijk geschonden

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...