enter I -s, de, Zuidoost-Drenthe
  1. ruig persoon

    Wat een roeg enter van een jong is dat

    z. ook

    Dat is zo'n enter van een kerel, der zit veur gien stuver fatsoen an (Borger)

    d.i. de vlam van de kachel sloeg tegen de zwarte ketel zodat hij aan de kook kwam

    toenenter

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...