fats de, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: fatse (Zuidwest-Drenthe Zuid), fatsie (Zuidwest-Drenthe Zuid), fotsien (Zuidwest-Drenthe Zuid), fiegus

  1. niets

    De fats hef hij en aanders niks heur

    Die lu hebt de fats (Uffelte)

    Hij had de fats in de portemenee (Hoogeveen)

    De fats kuj kriegen!

    er komt iets opzetten, het is niet helder meer

    Zie ook:
  2. een kleinigheid, bijna niets

    Ik kreeg die olde klokke veur een fats in de haanden (De Wijk)

    Zie ook:
  3. klap(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Iene een fatse an de kop geven (Zuidwolde)

    Zie ook:
  4. diarree(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hij is an de fats (Meppel)

    *De fats en de tats en de fiegus as fooi

    je moet niet meer verlangen dan mogelijk is

    Hej hum wat geven? De fiegus en de fats

    vlees rond een bot bederft namelijk eerder

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...