figuur figuren, dehet

Ook: feguur

  1. figuur

    Op die oolde kist stöt prachtige figuren (Padhuis)

    Die vrouw hef nog een mooi figuur (Klazienaveen)

    Die man sluug met zien opmarkings een raor feguur (Borger)

    een mal feguur (Sleen)

    Zie ook:
  2. van een persoon

    Dat is een een mooi figuur

    daar heb ik bedenktijd voor nodig

    Wat een raar figuur

    doordenkertje,

    Het is wat een apart figuur (Zuidlaren)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...