fladderig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: flatterig (Zuidwest-Drenthe)

  1. nat, slap, flodderig

    Het is van die fladderige snei

    valt uit

    Ie kunt het gezon neet schone haarken, het grös is zo flatterig 's morgens vrog (Diever)

    Het gras lig der fladderig op, het wil neit best maaien (Een)

    Het is almaol van dat fladderige gres, ...fladdergres

    gemakkelijk (Eex), ook

    As het deuit op de snei dan wordt de zandwegen zo fladderig, aj der deur loopt, of der met de wagen

    gemakkelijk

    Wat is het een fladderig weer met die natte snei (Anderen)

    Het loof is fladderig

    onder de pantoffel

    sladderig

    Ik haar in de regen lopen, de jurk hung mijn fladderig om de hoed (Norg)

    Zie ook:
  2. met afwisselend harde en zwakke wind(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Het is regen en wind, fladderig weer! (Exlo)

    De wind is bij oons an de fladderige kaante (Schoonoord)

    Zie ook:
  3. dun en slap van stoffen

    Het is fladderig goed (Sleen)

    Dat kind het zuk fladderig haor (Een)

    z. ook

    flodderig

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...