flapoor de
  1. flapoor

    Wij haren een big met een flapoor (Balloo)

    Bai knienen en schaopen zaj soms flaporen (Eexterveen)

    Die vent hef flaporen

    gezegd door een vrouw

    Dat is ok een aordige flapoor

    het vlees rond dat bot kon wel eens bederven (Vtm), z. ook

    flortoor

    Zie ook:
  2. sufferd(Midden-Drenthe)

    Wat bin ie ok 'n grote flapoor! (Hijken)

    Zie ook:
  3. kletsmajoor(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    Dat is een flapoor, dei lult maar zowat weg (Barger Compascuum)

    Dat is een grote flapoor, hij wet niet wat hij zeg (Beilen)

    Kees, Kees, flapoor/Zet de pette op het iene oor/Zet de pette op het aander oor/ Kees, Kees flapoor

    gesmolten varkensvet, als boter gebruikt

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...