flemen overgankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: fleimen (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), flaimen (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën)

  1. vleien, paaien

    Hij zit altied mooi met hum te flemen (Zuidwolde)

    IJ heuift niet zo te flemen, het geeit toch niet deur (Gasselte)

    Hij fleimt de baos ok weer naor de bek (Klazienaveen)

    Ain kind fleimt om ain snoepie (Valthermond)

    Hie döt de heeile dag niks aans as flemen met zien baos (Eext)

    Hij lop maor al um heur toe te flemen (Diever)

    te flemen en te mooiproten (Sleen)

    z. ook

    fliemstrieken

    glemen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...