foek I -en, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: foeke (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), fuuk (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. fuik

    Ze hadden de foeken oetzet, maor ze vungen niks (Beilen)

    Ie hebben van die zundagvissers die niks vangen en dan maar een foeke lichten om toch maar mit vis t (Meppel)

    De foeke wied los zetten

    hoe het precies zit

    Zij hebt de foeke goed lös staon, as der nou maor iene bet (Zuidwolde)

    Hij zit in de foeke

    er komt regen

    Nait eerder roupen van vis eer ze in het foeke bint (Zuidlaren)

    Ze hebt hum lillijk in de foeke

    het dikke gedeelte van de hekbalk

    Zie ook:
  2. karwei(Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe)

    Het is een hiele foeke um det huus te zuken (Ruinen)

    Zie ook:
  3. kern, oorzaak(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    O, schut hum daor de foeke

    dat kan gevolgen hebben (Ruw) of:

    Daor zit hum de foeke (Broekhuizen)

    Zie ook:
  4. de klad (zoz), in

    De oorzaak is dat de foek der in zit (Exlo)

    Zie ook:
  5. vervelende zaak(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Het is een malle foek (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  6. uitpuilend deel van kledingstuk(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Daor zit zo'n malle foek in de boks (Zwinderen)

    De zegen van Habakuk en de foeken van de kreie (Geesbrug)

    De zegen van Ruth en de foeken van Jacob, en dan kuj vissen (Geesbrug)

    hooi dat tussen de oppers is blijven liggen, bijeenharken, nahooien

    Nou de foeke van Tuun en de zegen van Ruth, kuj visvangen

    betreft varkens

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...