fooi
Ik heb de kapper ok een fooi geven (Sleen)
Hij krig een fooi, dei gieneine
wat angait
van een meisje met fraaie benen
Hij hef de fooi te pakken
in beroering, in rep en roer
habbekrats
Het was eigenlijk maor een fooi waw der veur kregen hebt (Borger)
(meestal zonder lidw.) tractatie na het binnenhalen van de oogst(Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe)
As eerpel oet de grond wassen, dan kregen wai het fooi, dat was poeiersukkelaomelk (Peize)
Aj de eerpels der uut hebt, kriej fooi
z. ook het meer gebr.
euliekoken (Diever)
Fooi drinken
zijn de baas
euliekoeken
zijn voedzaam, je hebt er gauw genoeg van