gasterd -s, de
  1. persoon met verschillende onaangename karaktereigenschappen, zoals gemeen, achterbaks, brutaal, lomp

    Die gasterd giet mij zo uut de gröppe an de taofel zitten (Ruinerwold)

    Die gasterd hef altied van die verlèuren prooties (Broekhuizen)

    Dörk is ook een mooie gasterd, hij hef een brief zonder postzegel op de busse gooid (Havelte)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...