in
in de gauwigheid
slecht over ze spreken
Ik mus dat in de gauwigheid doen, en daorum is het niet zo goed wörden (Padhuis)
Ze pakten èven goed an en waren der in de gauwigheid mit klaor (Hoogeveen)
gulp(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Hie wol gien boks met 'n gauwigheid
(Eev), z. ook
klapboksen
gezegd van een eentonig bestaan