gebakkien ...kies, het
  1. gebakje

    Er is tegenwoordig niet veul veur neudig of der wordt een gebakkien bijhaald (Weerdinge)

    Non zegt ze: een gebakkie bij de koffie, vroeger zeden ze: een taartie (Wijster)

    Zie ook:
  2. vies, smerig of onaangenaam zaakje

    Doe zij in de kraom mus van een jong oet Zweel, wol hij heur niet hebben en toen bleven de aolden me

    geluid

    Wie zul heur det gebakkien bezörgd hebben

    geharkt

    Toen de boudel op was, luiten ze ons met het gebakkie zitten

    schoonmaken met haak (Dwi), ...

    Ze harren op de stoepe escheten, een vies gebakkien (Ruinerwold)

    Det jonk is miest wel zindelijk, mar zo nou en dan kriej nog ies een gebakkien in de broek; dan wach (Koekange)

    As ik wus, wie mij dat gebakkie leverd har

    band om een wiel leggen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...