gebit het
  1. gebit, ook kunstgebit

    Hij het een min gebit (Roderwolde)

    Ik heb mien eigen gebit nog (Meppel)

    Die vrouw hef een mooi gebit (Oosterhesselen)

    Hij krig mar zelden wat onder het gebit (Ruinerwold)

    Hie hef een vals gebit

    gaan binnenkort trouwen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...