Ook: gèle (Kop van Drenthe)
loos, zonder pit of zaadkorrel, onbevrucht, onvruchtbaar(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe)
De meiste neuten wassen gel (Eelde)
Een gel ei is een niet bevrucht ei (Vries)
Gelle aoren (Anderen)
Dei kunj nooit drachtig kriegen, het zal wel een gelle meer wezen (Vries)
Der zitten een barg gellen in de boukweit
de wagen op luchtbanden, vervoeren
Gellen
z. ook
fel(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Die kleur is mij te gel, het döt je zeer an de ogen (Coevorden)
Wat hef det meinse een gelle stemme, aj daor een hiele middag naost zit kriej der kopzeerte van
z. ook