gemoedelijk bijvoeglijk naamwoord
  1. gemoedelijk

    Het gung der daor gemoedelijk heer (Oosterhesselen)

    Dat is gemoedelijk volk (Dwingelo)

    Met een gemoedelijk mèensch is wal te leven (Weerdinge)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...