gering II bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: geringe (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. gering, weinig

    Die kaans is gering (Dwingelo)

    De opkomst op de vergadering was gering (Zwiggelte)

    Ik rook mar gering (Sleen)

    Der is maor een gering beetien water vallen (Barger Oosterveld)

    Het was niet gering, wat ze ophaald hebt

    z. ook

    Zie ook:
  2. gemakkelijk, zonder extra moeite(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Ie mussen dat mor even doen, het is een gering warkie (Pesse)

    Dat kuj geringe even doen, ie koomt er toch langes (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...