gezang
Wij zingt niet allend psalmen maar ook gezangen (Ruinerwold)
het zingen
Wat hew een mooi gezang bij hoes
bij het weven
Die was al vro in het gezang (Dwingelo)
Die hebt het mooi in het gezang (Mantinge)
Het gung er tekeer op die bruloft, het gezang was niet van de löcht (Odoorn)