Ook: gezichte (Zuidwest-Drenthe)
ook zonder slot-(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
t
mee bezig geweest
Dat wicht hef almaol porren in het gezicht (Oosterhesselen)
Ze drag pisdoeken in het gezichte
leef je nog
Ik heb de zunne in het gezicht
laat het maar geworden
Hij hef het gezichte niet mit
zijn
Veur dat gezicht zuj op de loop gaon
woon je hier graag
Het gezicht komp mie wel bekend veur (Emmer Compascuum)
Ik ken hum van gezicht (Wijster)
Dat was een klap in het gezicht
hoe het zo gaat
Hij lat zien goeie gezicht zeein
deed boodschappen
Hij lat zien gezicht goed zien
daarvan is zij de dochter
Zo nou en dan lat hij zien gezichte ies zien
het kan best zo zijn
Ik heb het hum liek in het gezicht zegd (Barger Compascuum)
liek in het gezicht oetlacht
dat is niet gewoon
Hie perbeert zien gezicht te redden (Eext)
Hij kan het met een staolen gezicht vertellen (Zuidlaren)
gelaatsuitdrukking
Hie trekt ook weer van die malle gezichten (Stieltjeskanaal)
Dat gezicht stiet ok weer op störm
ze is zwanger
Hij hef een gezichte, het kun der wel drei daegen uut dondern
heeft er er al een tijdje verkering mee
Zien gezicht stund op donderen (Dwingelo)
drei dagen storm en onweer (Westerbork)
Hij trekt een gezicht as drei dagen onweer (Barger Compascuum)
drei dagen störm en onweer (Oosterhesselen)
zeuven dagen slecht weer (Zuidwolde)
as een sneibui (Barger Oosterveld)
as een boer, die koezenzèer hef (Geesbrug)
Der zit een gezicht op as een ziek hennegien
z. ook
Hij hef een gezicht, hij kon wel in de snei gescheten hebben, ...hij kon wel een week in het zoer ze (Klazienaveen)
Hij hef een gezichte as een bok die braandnettels vret (Wapserveen)
Hie hef een gezicht as een voel hemd (Westdorp)
as een voel ei (Sleen)
een gezicht as een voel laken (Hoogeveen)
een voele schutteldouk (Peize)
een oorwurm (Drouwen)
een zoere appel (Gieten)
as een pot vol luzen
een gezicht van zeuven olde lappen (Roderwolde)
Hie trekt een gezicht as een oorwurm (Sleen)
Hai het een gezicht as ain dagwaark törf (Valthermond)
Die leup mit een laank gezicht (Hoogeveen)
Hai trekt ain gezicht, hai kon het wel in Keulen dunderen heuren (Valthermond)
uitzicht
Die boom stiet mij precies in het gezicht (Klazienaveen)
Ik heb 'm al een poosien in het gezicht had
z. ook bij
Hie woont mooi, hij hef het gezicht op het water (Broekhuizen)
Het is gain gezicht, zo'n jaze
verder omhoog
Het is een mooi gezicht, aj daor henkiekt (Zwartemeer)
Wij hebt het gezicht op de toren (Sleen)
Ik heb hum oet het gezicht verleuren (Buinen)
gezichtsvermogen
Jammer dat heur gezicht minder wordt, ze is aans nog zo kras (Noordscheschut)
Hie hef een slecht gezicht
ook
Hie jag hum hielmaol oet het gezicht
daar waar het ruim is (Dro);
Het twiede gezicht hebben
breedte
Die plaots is een gezicht lang
z. ook
raam(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Die gevel daor zit zes gezichten in (Sleen)
In dit hoes zit vief gezichten (Eext)
*Een vrundelijk gezicht gef overal licht (Norg)
In het leste van de dagen zuj rare gezichten zien (Havelte)