Ook: glèuren (Zuidwest-Drenthe Noord)
gloeien
Het vuur glèurde 's morgens nog (Dwingelo)
Het vuur gleurde nog èven, toen was het uut (Ruinerwold)
Het vrös hard, de snei gleurt het uut (Zuidwolde)
gloren(Zuidwest-Drenthe Zuid)
De morgen begunt al te gleuren (Ruinen)
pronken(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Och, och, wat kan hij daor mit gleuren (Nijeveen)
z. ook
gloren