glop II -pen, hetde, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: glip(pe), glup (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe), glups (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), gloppe (Zuidwest-Drenthe), glöp (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. opening, meestal in de heg of in de zoldering

    Gooi ie de roggebossen maar deur het glop, dan zal ik de legge wel klaormaken (Ruinerwold)

    Wij hadden om het heui naor boven te kriegen een glop in het vak (Vledder)

    Maak ie det glöp in de hege dichte? De jongen, die kroept er deur (Hoogeveen)

    (Ze lagen) allebeide dwers mit de voeten naor het glop

    z. ook

    Het bedsteedeurtie stund op een glöppe (Hoogeveen)

    z. ook

    gloep

    Zie ook:
  2. bovendeur van een grote schuurdeur(Zuidwest-Drenthe Noord)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...