gniefelig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: gniffelig (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. achterbaks, gniffelend

    Hie gnees zo gniefelig (Sleen)

    Gniefelig lachen

    gaan eveneens naar bed

    Ik vin dat niet mooi van je, ij hebt dat mar gniefelig daon (Oosterhesselen)

    Hij is een beetie gniefelig, hol hum in de gaeten (Dwingelo)

    Der zit een gniffelig gezicht op (Stieltjeskanaal)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...