golven onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. golven

    Rogge kan zo mooi golven (Roswinkel)

    Dat land golft een bitken (Barger Compascuum)

    Moej 's kieken, het golft er langes

    Aj over drassig laand luipen, kun het zo veur je an golven (Eexterveen)

    Het wicht hef mooi golvend haor (Oosterhesselen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...