gram II bijvoeglijk naamwoord, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe
  1. boos, er schoon genoeg van hebbend

    Man, hol der over op, ik bin 't non wal gram (Hijken)

    Daor bin ik gram van (Wapse)

    Hij keek mij aordig gram an, maar hij har de verkeerde veur (Ruinerwold)

    Hie is zien geld gram

    Ik heb het geld nait gram

    Hij hef geld gram

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...