grilleren
Zij waren achter het huus aan het grillen, ie kunt het wel roeken (Valthermond)
doen griezelen, rillingen (doen) krijgen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe)
Het grilt mij toe (Erica)
Daor kun ik mij wel veur grillen (Klazienaveen)
Het grilt mij over de hoed
de rug
rillen
piepen
De wrakke deur, die grilt in de hengen