na verloop van tijd ontstaande smerigheid
In dat wasgoed zit dik de groet, het hef te lang legen (Nieuw Dordrecht)
Zie is zo smerig, zie het 't groet in de nekke! (Emmer Erfscheidenveen)
In 't èend van het eerpelkrabben hej de groet gooud in de handen en in de kneeien zitten (Eext)
Aj smerig waark hadden en je waskeden de handen neit op tied, dan haj zo de groet er in (Peize)