Ook: grootsig (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe)
trots
Zien aolden bint er groots op dat die zeun van heur veearts worden is (Hijken)
Het is een groots wicht, ze is zo wies as wat (Roderwolde)
Dat bint grootse lu (Dwingelo)
IJ huft er niet zo groots op te wezen daj dat klein kind een pak klappen geven hebt. Duurden ij wel, (Eext)
Ze hebt nogal verbeelding, veural 't mens is nogal grootsig (Vries)