Ook: haegel (Zuidwest-Drenthe Noord), haogel
hagel uit een hagelbui
In dizze bui zit niet allennig regen, mor ok haogel (Eext)
Die hagel hef de bieten kepot slagen (Padhuis)
Het liekt wel hagel met gekookte sneiballen
Tussen die beiden is het altied hagel of onweer
hagel waarmee men schiet
Veur de gaanzejacht gebroekt de jagers petronen met groffe hagel (Hijken)
De hagel vleug mij um de oren (Sleen)
Ze heb
ben ons hond lest ain schot haogel in de kont jagd (Valthermond)
(vk), in
Haogel en donder is ain soort borrel (Valthermond)