Ook: haals (Veenkoloniën)
hals, keel
Ik heb het in de haals, ik kan haost niet sloeken
Doe het knoopie onder de hals ies dichte (Hollandscheveld)
Dat wicht hej aaid an de hals hangen
Het duurde mar èven, toen haw de veldwachter an de hals
Aj het aordig in de hals hebt, moej der een natte buusdook um doon met een dikke dasse (Hijken)
een hoze um de hals doun (Barger Compascuum)
Ik kan het haost niet deur de hals kriegen
Hij greep mij bij de hals (Meppel)
Hij hef hum de hals of esnene (Broekhuizen)
de koe de hals oetsneden
Det zal hum nog een keer de hals brèken
Zie pakten mekaar um de hals
Het was hum een slag um de hals
Toen ze heur kiend evunden har, vlèug ze heur um de hals (Ruinerwold)
Op hals en keel volholden dat e niet lug
Dat is hum op de hals schoven
Hai stek der mit kop en haals boven uut
Dat kan hum de hals kosten (Hijken)
Hij had hum haost um hals bracht
Hij is maal om haals kommen
Ik bin haals over kop vortkommen (Eexterveen)
As ik 's mörgens kop over hals oet bedde stap, heb ik drekt last van misselijkheid (Exlo)
Hij kwam hals over kop
Hie zit er tot an de hals toe in
Ik zit er tot an de haals tou vol van
Ik hebbe mij mooi wat op de hals ehaald (Hoogeveen)
Ik zal die alles an de hals hangen! (Barger Compascuum)
in de hals hangen
Het hangt mij de hals uut
Hie hef een groot gat in de hals
Hie hef hiel wat an de hals, ...an de hals hangen
Der scheut mij een kloet in de hals, ..wat veur de hals
Hij lop altied met honger in de haals
Iene de schrik op de hals jaegen (Dwingelo)
op een hals gelijkend voorwerp
De hals van een vaze (Erica)
van een kruke (Wapserveen)
van een viool (Klazienaveen)
van een flezze (Emmer Erfscheidenveen)
Die haver was liggen gaon, wij mussen het almaor tegen de hals mèeien (Borger)
tegen de hals in meeien (Rolde)
under de hals mèeien
onnozele hals
Wat een hals van een vent is dat
Wat een domme hals (Ruinen)
een grote hals
een onneuzele hals (Hooghalen)
een goeie hals (Hoogeveen)
halsgat
De haals is te groot worden
keel