halsholt hetde, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: halster... (Zuidwest-Drenthe Noord), halsterholt

  1. paal dwars voor de paarden langs die met riemen aan de nek van de dieren was bevestigd

    Een halsholt gebroekten ze bie twei peerden. Die zat veur an de disselboom. Dan kunnen de peerden ni (Barger Oosterveld)

    De pèerden stunden veur de wagen, de boom in het halsholt (Hijken)

    Pas op dat de pèerde niet met het bien over het halsholt komt bij het vreten (Sleen)

    Umdat de beide kalver aldeur oet het land breuken, koppelde de boer ze met een halsholt an mekaar (Zwinderen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...