harbarg -n, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: haarba(a)rg, herberg (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), harbarge (Zuidwest-Drenthe Zuid), haarbaarg (Kop van Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Noord), harbaarg (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Noord), haarbarg (Veenkoloniën)

  1. herberg, kroeg

    Tegen elf uur gungen wij hen de harbaarg en wij kochden oous een borrel (Eext)

    Wij gungen eerder van het paosvuur naor de harbarg (Oosterhesselen)

    Wat een deurdreier van een vent, hij brengt alles naor de harbarge (Hoogeveen)

    *Ie kunt van een harbarg gien boerenschure maken

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...