Ook: harte (Zuidwest-Drenthe)
hart
Hij hef het mit het hart, hij mot kalm an doun (Barger Oosterveld)
Die kerel hef gien hart
Die man hef een harte van gold (Dwingelo)
Hij hef gekriebel an het harte
Hij hef het harte op de goeie stèe
Van harten gefeliciteerd (Sleen)
Dat geet niet van harte (Hijken)
Ik
was het der van harten met iens (Sleen)
Jonge, jonge, daor drèeit je het hart ja van in de pokkel (Gasselte)
Ik holle mien harte vaaste
Van harten is het een best mèensch
Van harten wol e wal gèern hen, mor hie mug niet (Sleen)
Hij was van harten nich zeik
Eet je mor van harten zat
Ik gun het oe uut de grond van mien harte (Ruinerwold)
In zien haart was e der van overtuugd (Eext)
Ik heur, hij hef daor zien hart verleuren (Beilen)
Hij hef hart veur de zaak
Iene een goed hart toedragen (Padhuis)
Der vaalt mij een steein van het hart (Balloo)
Hie hef een hart van stien (Dalen)
Daor kuj oen harte ophalen
Iene een harte onder de rieme steken (Hollandscheveld)
Dat giet mij nao an het hart
Ze deden dat wark met hart en ziel
Hij is timmerman in hart en nieren (Gieten)
Het harte zinkt hum in de schoenen
Zeg maor, waj op het harte hebt (Ruinerwold)
Bij heur hef zie heur hart uutstört (Weiteveen)
Het harte stun mij zowat stille
Iene wat op het hart binden (Padhuis)
Het komp oet een goed hart
Heb het hart ies (Padhuis)
in de pokkel (Barger Compascuum)
in oen donder um det te doen
Zie striekt de haand over het hart
Het is je van harte gund (Oosterhesselen)
Hè, dat is mij een pak van het harte (Ruinerwold)
Kuj dat
aover oen harte kriegen?
Hie beloofde het met de haand op het hart (Sleen)
Hie hef een hart as een grauwe arft
Die hef het harte te hoge
Het hart lig er hoog in (Norg)
Het hart klopt mij achtentachtig (Balloo)
...klöpt mij as een rottekeutel (Havelte)
klopte mij in de hals
Hij hef een groot hart
Hij hef het hart op de tong (Hooghalen)
Hij maekt van zien harte gien moordkoele (Dwingelo)
Dat giet je deur hart en nieren
Hij hef een harte as een knienekeutel
een haart as een boeskool
kern
Het hart van een boom (Sleen)
Het hart van de pomp zat vaast
Waor het hart vol van is, stroomt de mond van over (Een)
vloeit
lop de mond van over (Eexterveen)
Ieder hart hef zien smart (Diever)
Wat het oog niet zöt, het hart niet deert
het hart niet kwelt (Sleen)
Beter een sinaasappel uut het harte/Dan een tientie mit smarte (Hoogeveen)
Bitter in de mond maakt het harte gezond (Ruinerwold)
Oet het oog, oet het hart (Dalen)
As kinder klein bint, trapt ze je op het klied, as ze groot bint op het hart (Oosterhesselen)