herinnern overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. herinneren

    Moe je mij der even an herinnern helpen dat ik dat niet vergete (Klazienaveen)

    Ik kan mai neit herinnern dat wai zo'n winter had hebben (Peize)

    Hij kun het zich nog best herinnern (Roswinkel)

    Het olde kuj je beter herinnern as het neie (Smilde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...