heugte -s, -n, de, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)

Ook: heugt (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), hoogte (Zuidoost-Drenthe)

  1. hoogte

    Hoogten in het laand dreugt het eerst oet en wilt best stoeven (Eexterveen)

    Ik was der niet met op de heugte (Eelde)

    Ik kan der gien heugte van kriegen (Nieuw Amsterdam)

    waor die mensen dat almaol van doen kunt

    Die kerel kriej nooit gien heugte van (Zuidwolde)

    Dat land giet daor in de heugte

    Holdst mie even op de hoogte, wanneer hij komp? (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...