hiddel II bijvoeglijk naamwoord
  1. , bw(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe)

    Zie ook:
  2. druk, ongedurig, ook wat ijdel, van vrouwen(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Het was een hiddel kerelie en luip het waark veurbai (Peize)

    Een hiddel peerd (Roderwolde)

    Een hiddel ding, dat wicht (Eelde)

    Zie ook:
  3. opgewonden(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe)

    Maok joe mor niet zo hiddel (Norg)

    Meinsie doe toch niet zo hiddel, ie brengt zo ja alles op onstuurd (Hooghalen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...