Ook: hiele (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Noord)
hak, hiel
Zit mij niet op de hielen te trappen (Coevorden)
Hij redt mij geregeld bie de hielen of
Ik heb de hiel rauw (Dalen)
De veldwachter zat Jans vlak op de hielen (Westdorp)
'k Heb hom de huil dag op de hielen zeten, aans kwam 't nait klaor (Emmer Erfscheidenveen)
't Is net of de duvel hum op de hielen zit
Aan de kousen breiden wij een grote hiel en 'n kleine hiel (Nieuw Dordrecht)
deel van de zeis(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
De hiele is dat ding dat tuschen de zende en de strop komt (Schoonoord)
hak