holten I bijvoeglijk naamwoord
  1. van hout

    Wij haarden vrogger een holten wastobbe (Diever)

    Hij hef een holten bien (Pesse)

    Wij hebt een holten vloer (Wijster)

    Zie ook:
  2. Hij is zo holten

    Tegen een prèekstoel zegge wij wel ies: een holten broek (Hoogeveen)

    Dat is zo'n holten Klaos, hie wordt niet hiet of kaold (Sleen)

    een holten Hendrik (Gasselte)

    Wat is dat een holten peerd! (Nieuw Schoonebeek)

    een holten kerel

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...