holterig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: holsterig (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. houterig

    Dat is dik, holterig stro (Klazienaveen)

    Het kwam der aordig holterig oet (Sleen)

    Harm stiet er altied zo holterig bij, net as hij der niet bijheurt (Havelte)

    Zie ook:
  2. stijf, lomp

    Wat is dat een groot holterig vrouwmens (Barger Compascuum)

    Ze beweug heur niet makkelijk, ze is wat stief en holterig (Broekhuizen)

    Wat lup det meinse holsterig (Pesse)

    Zie ook:
  3. met uitstekende beenderen

    Dat peerd hef een holterige kop (Beilen)

    Wat hef dei een holterig gezichte (Barger Oosterveld)

    Hie kik wat holterig oet

    Die koou is zo holterig, de botten steekt aal kaanten deur 't vel (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...