Ook: honke (Zuidwest-Drenthe), honkertien
huis
Jan is slim hokvaaste, hij blif graeg bij honk
Hij was vlak bij honk
Hie is vaak van honk
Dei kan nich best van honk wezen
Hij is niet op zien honk weerkomen
Ik kun heilemaol niet van honk kommen
vrijplaats bij tikspel of andere spelen
Hie stiet op het honk (Sleen)
bij het hek (Balloo)
Daor bai die boom is de honk, daor moej staon gaon (Roderwolde)
Een honk was een vierkant hok van strepen (Geesbrug)