hoog bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: hoge (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. hoog

    't Water stiet hoge (Ruinerwold)

    Hij woont op twee hoge (Diever)

    Dat is mij veul te hoge

    Hie giet der nogal hoog deur, ik begriep 't niet hielmaol (Sleen)

    Hie stiet hoog anschreven (Odoorn)

    Hij leup op hoge poten weg

    Hij löp wat hoge ien de scholders (Ruinerwold)

    't Weer zal wel gaon, de wind zit nogal hoog an

    Hij heul bij hoog en bij leeg vol, dat het woor was (Ekehaar)

    Dat gruunlaand lig te hoge, het verdreugt er onmiddellijk (Zuidwolde)

    Hij gooide hoge ogen (Hoogeveen)

    Der zit een hoge kop in het laand

    't Is hoog tied (Wijster)

    Hij hef hoog water

    Dat mens hef het hoog in de kop (Barger Compascuum)

    in de bol

    't Hart lig er hoog in (Norg)

    Hij hef 't wel hoge in de musse (Meppel)

    Wat het dai de kop hoog in de wind

    Hie kik zo hoog, hie kan ous lievenheer in 't gat kieken

    Hie komp aordig hoog veur de dag

    IJ moet eerst hoog anholden

    Ik zit hoog genog met dat huus inzetten (Klazienaveen)

    Hij zit aordig hoge in de boom (Dwingelo)

    De locht zit hoog, het wordt mooi weer (Barger Oosterveld)

    Wij zit hier hoge en dreuge (Wapserveen)

    Wij leeft te hoog, wij moet bezunigen

    As 't niet hoger of leger wil, dan doew 't zo

    Hij hef te hoge grepen (Dwingelo)

    Het zit mij aordig hoge, det hij det ezegd hef (Ruinerwold)

    Hij nam dat nogal hoog op, dat ik dat zegd har (Barger Oosterveld)

    Hie blas hoog van de toren (Hijken)

    Hij hef der wel een hoge hoed van op

    Zie hebt hum hoog leven laoten

    Dat hoes dat stiet op 't hoge (Weerdinge)

    Wij hebt de eerpels op het hoog (Eext)

    Hij woont op het hoge

    Op het hoge hej gien last

    van nattigheid (Geesbrug)

    Zie ook:
  2. belangrijk, voornaam

    Hie

    keek er hoog tegenan (Dalen)

    Hie hef een hiele hoge rang (Oosterhesselen)

    Wij hebt een hoge ome van de gemiente op bezuuk had (Padhuis)

    't Is een hoge mieter

    Meer van die hogen, die reden op 't peerd (Sleen)

    Dat is een heile hoge (Nieuw Schoonebeek)

    Zie ook:
  3. (md, zoz), in

    De wind is hoog an

    De wind lop hoger an

    Zie ook:
  4. Hooghaarlemmerdijks(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hie wil graag hoge praoten (Sleen)

    Zie ook:
  5. in

    hoge woorden

    We kregen hoge woorden (Ruinerwold)

    Daor kregen ze zukke hoge woorden um

    Hoge bomen vangt veul wind (Barger Oosterveld)

    Wie hoog springt kan diep vallen (Klazienaveen)

    klimt, kan leeg vallen (Roderwolde)

    Bron: A. Dening Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...