U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hoog"
Resultaten 1 - 20 van 120
- achten: Wij achten hum niet zo hoog (Grolloo)
- an II: De wind is hoog an
- anhalen: Dan haalt ze je nog hoog an
- anholden: Hie holdt aordig hoog an
- anleggen: te hoog... (Zweelo)
- anslaon: Ik slao hum niet zo hoog an (Buinen)
- anslaon: Wij bint deur de belasting hoog anslagen van het jaor (Erica)
- anzien I: De doomnie stait hoog in anzein (Peize)
- anzien I: is in hoog anzeen (Diever)
- baggelaar: Een baggelaar, dat is vierkante törf 15 x 15 en 6 cm. hoog (Schoonoord)
- bedriefskosten: De bedriefskosten zint hoog tegenwoordig (Sleen)
- beslag: Hij hef een hoog beslag op het hoes (Balloo)
- blaozen: Hij blaost hoog van de toren (Valthermond)
- boetenland: Aj in het boetenlaand bint, moej de naam van je eigen laand hoog holden (Beilen)
- dokter: To hadden ze 'n eis edaone en dee had nog al hoog ewest, maor hij had een dokter an enèumen
- dragen: Dat mèensch drag de kop aordig hoog
- drievördel: 3. m in deursnee en 1.50 m. hoog (Roswinkel)
- dwieren: De snei dwiert hoog op (Nieuw Schoonebeek)
- eerdeschieten: Det ofgraven van de eerde, miestal van een hoog stuk wei- of bouwlaand, nuumde men eerdschieten
- febrieksschörstien: De febrieksschörstien was wal 25 meter hoog (Borger)