hoos I hozen, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: hoze (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën)

  1. kous

    Hij har grote gaten in de haozen (Ruinerwold)

    Trek dien hoze is op, doe hest ze ja onder de vouten zitten (Barger Compascuum)

    Hij lop ok altied mit de hozen op de hakken

    Hozen kunt schaopegries, zwart of blauw wezen; in de winter wit met een zwarte der over (Sleen)

    As wai vrouger 't in de haals harren, kreeg wai 's nachts de linker hoos om de haals (Peize)

    Halve hozen

    De wien was zo zoer, dat de gaten in de hozen er van dichttrökken (Borger)

    Veur de kneien van lange hozen naaide oons moeke ein knobbel; dat dee zeer as wie over de grond krop

    De moed is hum in de hozen zakt (Klazienaveen)

    Zij had heel wat in de ol hoze

    Het is bedgaonstied, dien vrouw trekt al met de hozen

    Hij hef zich de hakken oet de hozen lopen (Padhuis)

    Hij lat hum ien de haozen miegen

    Hij kreeg de hoos op de kop

    Hij het nog aal is een gat in de hoos

    Elk het wel een maol een gat in de hoze

    Hij nèump de hozen

    Die hef kromme hozen an

    Ai kunnen met hozen en schounen over hum hengaon

    Het an de hozen kriegen

    Wat an de hozen kriegen

    kous

    Zie ook:
  2. broek(Veenkoloniën)

    Hij is oet de hoze

    *As de koekoek rop, meugt de hozen oet (Barger Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...