hulp -en, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: hölp (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), hölpe (Zuidwest-Drenthe), hulpe (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. hulp

    Zij was een goeie hulp in de hoesholden (Roswinkel)

    Die man hef hulp neudig (Barger Oosterveld)

    Ik heb mien hölp anbeuden, non moet ze maor weten, wat ze wilt (Drouwen)

    Hier maj wel wat hölpe bij hebben, dat begriepe wij niet (Ruinerwold)

    Mien hulp komt donderdags (Norg)

    Wij doet hulp um weerhulp

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...