inblaozen overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. inblazen

    Die verening wilt ze nei leven inblaozen (Broekhuizen)

    Wij zult hum wat mood inblaozen (Balloo)

    Ik heb een aander piston kregen, mor ik mout hom eerst even inblaozen (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...