ingang -en, de, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: inkwartier (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. ingang

    Ie mouten ons bie de ingang mor even wachten (Valthermond)

    Met ingang van die daotum (Dwingelo)

    De ingang van de zaol was aachter (Roderwolde)

    De ingaank was te smal veur de auto (Diever)

    Zie ook:
  2. plaats, waar kerkgangers voor de dienst naar toe gingen om de stoof te halen of het paard te stallen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord)

    Aw eerder hen de kerk gungen, haw bij Derk Eising de ingang (Sleen)

    Bij die lui daor vlak bij kerk hebt wij de ingang (Vries)

    Zie ook:
  3. (veend.) het vrijmaken van de ruimte voor een veenbank, zodat men kon beginnen te graven (zov, vk) '

    ingang

    Een ingang graven (Klazienaveen)

    ansnieden

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...