inmennen overgankelijk, sterk, werkwoord, zwak
  1. koren in de schuur mennen

    Het wordt vandage mooi weer. Non gauw an het inmennen (Zweelo)

    Zie ook:
  2. binnenmennen

    Dat hoes is leeg van inmennen

    Zie ook:
  3. aan leidsel laten wennen(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Een jong peerd inmennen (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...