instoppen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. instoppen

    As kiend mus ik altied instoppen, as ze haksel mussen maken (Broekhuizen)

    Zie ook:
  2. onderdekken

    Wij moet de erpel nog instoppen (Geesbrug)

    Zij hef het kind even instopt, toen het naor berre mus (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...