Spellingvarianten als bij: jok
jeuk
Ik kreeg jokkerij op de handen (Sleen)
In de oorlog zat het heile Compas onder de jeukerij (Barger Compascuum)
Wat kuj tegen die jeukerij dooun? (Gasselte)
Jokkerij op de rugge, dan muj schobben (Sleen)
De hond hef last van juikerij (Nieuw Schoonebeek)
Het is wat jokkerij