vrouw van een notabele
Dat is meesters juffer (Norg)
vroedvrouw
Hij is hen, de juffer halen
schooljuffrouw
Zo, en wat hef juffer je vandaog leerd op schooul? (Eext)
Het was een goeie juffer veur de kiender (Geesbrug)
vrouwspersoon
Wat een eigenwieze juffer is dat (Sleen)
Dat is ok een rare juffer (Hijken)
een lekkere juffer (Buinen)
jonkvrouwe (van een borg)(Kop van Drenthe)
Zie ook:kerkuil(Zuidwest-Drenthe Noord)
In de kaarketoren zit witte juffers (Dwingelo)
lange stam van inlandse of Noorse den
In dat bos stunden van die mooie, lange juffers (Anloo)
Lange ronde paolen op het dak bunt juffers (Barger Oosterveld)
De timmerman bruukt juffers veur zien steigers (Eext)
soort kachel(Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Wie haren vrouger ain angekled juffertje, de binnenpot leek wel op ain potkacheltje
melkjuk(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
Aj een paar emmers vol water halen wilt, dan moej de juffer even kriegen (Klazienaveen)
juffrouw
juffertien