kaf het
  1. kaf

    Mit de kafmeule kuj het kaf van het koren scheiden (Ruinerwold)

    Wij hebt nog wat kaf op de eerpeldobben maokt veur de vörst (Gasselte)

    Kaf kwam op de èerpels in de kaokpot (Koekange)

    In zien kussen hef e een koppel kaf (Eext)

    Zie ook:
  2. Het kaf van het koren is der of

    IJ moet het koren van het kaf scheiden (Weerdinge)

    Der zit altied wel wat kaf onder het koren

    Aj koren hebt, dan hej ook kaf (Ruinerwold)

    Het kaf is het beste van het koren

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...