kan -nen, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: kanne (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. kan

    Ik heb de kanne laoten vallen, waor mu'k nou koffie in zetten

    Zet de kan mor op kachel (Eexterveen)

    Woor is het kannegien

    Zie ook:
  2. kruik(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Nim mor een kannegien met hen ber (Anloo)

    Wij hadden kannen met hen het laand, daor bleef het drinken mooi kaold in (Sleen)

    Zie ook:
  3. 1 liter

    Dat kan niet mooier, der geet jao percies een kan in (Hijken)

    Haol mie even een kan melk (Klazienaveen)

    een kanne jenever (Dwingelo)

    een kanne pietereulie (Dwingelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...